Tips voor nestkasten

Waar en hoe hangen?

  • De aanvliegroute naar de kast hou je best vrij, er mogen geen takken of bladeren net voor de vliegopening hangen. Halfopen kasten plaats je best wel in begroeiing.
  • De hoogte waarop je de nestkast best hangt verschilt van soort tot soort. Deze kast is mede dankzij zijn invliegopening van 3,2 cm geschikt voor o.a. meessoorten, gekraagde roodstaart, boomklever. Kleine zoogdieren roven vaak nesten, hang indien mogelijk dus de kast op een hoogte van minimum twee meter en maximum vijf meter hoogte.
  • Op een open plaats richt je de invliegopening weg van het zuidwesten (de heersende windrichting).
  • Als je meerdere kastjes hangt, plaats ze dan niet te dicht bij elkaar. Kasten voor verschillende soorten moeten minimaal drie meter uit elkaar hangen, kasten voor dezelfde soort moeten minstens tien meter uit elkaar hangen.
  • De huismus houdt wel van gezelligheid, hang een aantal kasten met invliegopening van 35 mm met een tussenafstand van 20 tot 30 cm op, of experimenteer met een mussenappartement. Let wel, huismussen broeden enkel heel dicht bij mensen dus zoek zo mogelijk een plaatsje tegen de muur of stalling. Hang het kastje zo op dat er geen katten bij kunnen.
  • Halfopen nestkasten moet je in beschutting hangen zoals bijvoorbeeld klimop of ze op een of andere manier met draad beschermen tegen eksters en katten. Bijvoorbeeld met een draad van ongeveer 5x5 cm (tip: Aimé De Pauw).
  • Woon je in een bosrijke omgeving dan bestaat de kans dat grote bonte spechten het kastje openhakken. Een metalen plaatje rond de invliegopening is een manier om spechten te ontmoedigen om het nest te vernielen, ofwel kan je voor een houtbeton nestkast opteren.

Wanneer hangen en hoe onderhouden?

  • Je kan de nestkasten het ganse jaar laten hangen. Wil je ze toch weghalen voor de winter dan wacht je tot september om ze weg te nemen en hang je ze terug vanaf begin of half februari.
  • Na elk broedsel mag je het oude nestmateriaal verwijderen. Het oude materiaal in een nestkast herbruiken ze niet dus je doet de toekomstige ouders een plezier door het nestmateriaal te verwijderen en het kastje te kuisen door er bijvoorbeeld heet water door te gieten. In het oude materiaal leggen ongewenste insecten, zoals vogelvlooien en –luizen, hun eitjes dus dat doe je beter weg.
  • Heb je minder tijd kuis dan zeker eens half september en nog een keer half februari om de uitwerpselen en ander vuil dat in de winter erin kwam te verwijderen.
  • Probeer ook eens te experimenteren met wat nestmateriaal te geven: pluisjes, korte haartjes (let wel geen lang paardenhaar dat kan de jonge vogels verwonden).

Er komt niets in...

  • Vogels moeten vaak een tijdje wennen aan een nieuw nestkastje. Je kan de nestkast het ganse jaar laten hangen. De vogels hebben dan alle tijd om de nestkast te ontdekken, ook buiten het broedseizoen. Bovendien kunnen de koolmees, de pimpelmees en zelfs de grote bonte specht er in de koude winternachten in slapen.
  • Heb je het eerste jaar nog geen bezoekers, laat het kastje dan rustig hangen, wie weet heb je volgend jaar meer geluk.
  • Koop je een nestkast in de handel zorg er dan voor dat de hoogte groot genoeg is voor een klassieke kast voor mezen of mussen (zeker een 12 tot 20-tal cm van invliegopening tot bodem). Dit geldt niet voor halfopen kasten maar die moet je op een beschut plekje hangen waar ekster en kat er niet goed bij kunnen.

Jonge vogels...

Vind je een jonge vogel die er verweesd uit ziet, laat die dan rustig zitten. Meestal zijn de oudervogels in de buurt en op zoek naar voedsel. Zij komen wel weer aangevlogen als je ver genoeg uit de buurt bent.

Voor de trekvogels!

Heb je meerdere nestkasten dan kan je er eentje pas later in het voorjaar ophangen. De gekraagde roodstaart en de bonte vliegenvanger broeden ook in nestkasten maar komen pas vanaf april uit hun overwinteringsgebieden in Afrika. Kool- en pimpelmezen nemen snel de kasten in dus als je er één pas in april hangt maken de verre reizigers meer kans om ook in jouw tuin een plaatsje te vinden.