Gedichtendag 2023 op 26 januari

Gedichtendag is de start van de Week van de Poëzie, die loopt van 26 januari tot en met 1 februari. Wij kozen voor een fragment uit een prachtig gedicht van Guide Gezelle over... vogels.

 

Uit: Boodschap van de vogels -  Guido Gezelle (1855)

vogelkes uit alle lande,
vogelkes van alle stande,
vogels kort en vogels lang,
vogels met of zonder zang,
vogels groot en vogels kleene,
vogels hoog en leeg te beene,
met een steert gelijk nen pauw,
met een steertje scherp en nauw,
een van lange lange pluimen,
of waar ‘t eentje van twee duimen;
hebt een snavel, recht of krom,
hebt een baard of geen daarom,
en een rode kam benevens,
met een paar roo’lillen tevens,
met een truizel bovenop,
en een koofken op den kop:

Gij moogt hoog, kort, lang, smal, breed zijn,
gij moogt alleszins gekleed zijn,
in ‘t fluweel of in ‘t satijn
of in ‘t donzig hermelijn;
zijden kleren of katoenen,
donker blauwe oft helder groene;
grimselzwart of hagelblank,
kleur van hoog- of lage rang;
goud, dat onder ‘t groene kronkelt,
groen, waar brandend goud op vonkelt,
bruin gebronzeld, lijk metaal,
rood, als een robinenstraal;
fijn geringeld en geregeld,
en gespikkeld en gespegeld,

zoet verdwijnend afgeleid,
‘t een in ‘t ander weggevleid
en ten nieten uit verblekend;
kleur, zo stekende afgetekend
en zo net vaneen geplekt,
en zo lief geschaaljedekt,
dat geen een van al de mensen
beter zou doen of wensen…

Zanggebroeders uit het woud,
met uw talen duizendvoud:
Gij, die kwinkt en gij, die kwedelt,
gij, die schuifelt en die vedelt,
gij, die neuriet, gij die tiert,
gij, die piept en tiereliert,
gij, die wistelt en die teutert,
gij, die knotert en die kneutert,
gij, die wispelt en die fluit,
gij, die tjiept en tureluit,
gij, die tatert en die kwettert,
gij, die klapt en lacht en schettert,
vezelt, orgelt, zingt en speelt,
lispelt, ritselt, tjelpt en kweelt,

gij, die kwinkelt lijk de vinken,
en alom gaat slaan en klinken,
met uw bekken, licht et los,
dat het kettert in het bos:
fluiters, zangers ende slagers,
kermers, kriepers ofte klagers;
vogels die, op Gods geleê,
hier te lande of over zee,
jaagt dat uwe vleren zoeven,
achter ‘t gone u mag behoeven,
achter ‘t gone uw voedsel is,
koren, vruchten, vlees of vis,
vliegen, motten, andre kerven,
al wat gij maar kunt verwerven.